Jan Schoonhoven
Jan Schoonhoven wordt beschouwd als een van Nederlands belangrijkste kunstenaars van de tweede helft van de twintigste eeuw. Hij studeerde van 1930 tot 1934 aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Na de tweede wereldoorlog en tot aan zijn pensioen werkte hij bij de Centrale Afdeling Gebouwen van (het toenmalige staatsbedrijf) PTT. Het kunstenaarschap van Schoonhoven speelde zich dus vooral af in de avonduren en de vrije weekenden.
Met zijn geestverwanten Armando, Jan Henderikse en Henk Peeters richt Jan Schoonhoven in 1961 de NUL-groep op. De NUL-groep wilde afrekenen met de kunsthistorische traditie om de werkelijkheid weer te geven. De leden gingen terug naar de basis, naar nul.
Vanaf ca 1956 begon Jan Schoonhoven met het maken van reliëfs die zich kenmerken door hun monochrome - meest witte - toon, de eenvoud in vorm en materiaal en het repeterende patroon van geometrische vormen. De werken van licht en schaduw op zijn werk vond hij ook heel interessant. In zijn reliëfs vind je geen persoonlijke expressie, ze verwijzen naar niks anders dan zichzelf.
Veel later, vanaf 1978, ontstonden er veel tekeningen: met lijnen, punten en arceringen tekende Schoonhoven toen deels expressief aandoende, haast kalligrafische, pen- en penseeltekeningen. Schoonhoven heeft ook werk in oplage gemaakt, litho’s etsen, zeef en reliëfdrukken.
Werk van Schoonhoven bevindt zich wereldwijd in de belangrijkste museumcollecties zoals het MoMa in New York, Tate Gallery in Londen, in het Rijks- en het Stedelijk Museum in Amsterdam.